Op Valentijn, 15 februari...
hielden de Roméinen Lupercalia, ter ere van Lupercus, de wolfsgod (Faunus, Saturnus?...)
Het was een vruchtbaarheidsfeest dat werd gevierd in de Lupercal, de grot waar Romulus en Remus door de wolvin zouden zijn gevoed.
Het priestercollege van de Luperci offerde geiten en jonge honden. Volgens Plutarchus werd vervolgens het voorhoofd van twee jongemannen met het offermes aangeraakt en meteen weer met in melk gedoopte wol afgeveegd, waarna ze hard moesten lachen.
Daarna werd een maaltijd gehouden.
Hierna sneden de priesters de geitenhuiden in stukken. Met een deel bedekten ze hun lichaam. Het andere deel sneden ze tot riemen.
Hiermee renden ze halfnaakt door de straten, en geselden het publiek dat ze tegenkwamen, vooral de vrouwen. Aanraking met de zwepen zou tot vruchtbaarheid leiden, en onheil afweren.
De Lupercalia waren een van de oudste Romeinse feesten, van oorsprong waarschijnlijk een herdersfeest, dat als een r-e-i-n-i-g-i-n-g-s-r-i-t-u-e-e-l- was bedoeld.
Het feest werd ook bij de christenen populair en was nog springlevend in 494 na Chr., toen paus Gelasius I een poging deed ‘dit laatste openlijk toegestane restant van de heidense godsdienst’ te verbieden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten